Lessen van koplopers in de gebiedsgerichte aanpak

Een verslag van de webinar 'Sociaal-fysieke aanpak in de wijk'
Auteur Jan Rademaker
Organisatie Stadsregio Parkstad Limburg
Foto: Stadsregio Parkstad Limburg

In de Regio Deals Parkstad Limburg, Oost-Groningen, Rotterdam Zuid en ZaanIJ wordt de leefbaarheid in wijken verbeterd via een integrale gebiedsgerichte aanpak. Er wordt zowel geïnvesteerd in onderwijs en gezondheid als in de openbare ruimte en de kwaliteit van woningen. Deze sociaal-fysieke aanpak zorgt voor een metamorfose van bestaande wijken en buurten. Op 25 januari 2021 deelden Norbert van de Kamp (Oost-Groningen), Suzanne Lipsch (Stadsregio Parkstad Limburg), Marieke Sloep (gemeente Zaanstad) en Bianca Lubbers (Nationaal Programma Rotterdam Zuid) in de webinar ‘Sociaal-fysieke aanpak in de wijk’ een aantal geleerde lessen. “Betrek alle partijen die een rol spelen in het gebied.”

“De Rijksoverheid participeert middels een aantal Regio Deals in de aanpak van een aantal gebieden met sociale en fysieke opgaven. Dit moet leiden tot méér brede welvaart.” Marieke Bosch (LNV) trapt de bijeenkomst af.

Wijkaanpak terug van weggeweest

“De wijkaanpak is terug van weggeweest,” stelt Matthijs Uyterlinde (Platform31) als Marieke Bosch hem vraagt een korte inleiding te geven op het onderwerp waar hij de afgelopen jaren veel onderzoek naar gedaan heeft en de vier gebieden (Parkstad Limburg, Oost-Groningen, Rotterdam Zuid en Zaanstad) hierin te positioneren. “In 2012 kwam het grotestedenbeleid in Nederland tot stilstand. Behalve in Rotterdam Zuid, daar was een problematiek op on-Nederlandse schaal en is een extra focus gelegd op het verbeteren van de leefbaarheid en sociaaleconomische structuur in dit stadsdeel. Rotterdam Zuid wordt momenteel in Nederland gezien als hét voorbeeld van de wijkaanpak, waarbij langjarig wordt gewerkt aan het wegwerken van de sociaaleconomische achterstanden.” Aan de randen van het land ziet Matthijs gebieden waar sprake is van een fysieke opgave, die wordt veroorzaakt door bevolkingsdaling. “Dit speelt bijvoorbeeld in Veendam en in Parkstad Limburg. De fysieke opgaven in deze gebieden gaan ook steeds meer gepaard met de aanpak van sociale achterstanden, waardoor hier een integrale aanpak ontstaat.” In Zaanstad signaleert hij een interessante aanvliegroute van de wijkaanpak. “De sociale opgave en de veiligheidsaanpak worden in Zaanstad aangevlogen door een combinatie van lessen uit eerdere wijkenaanpakken, waarbij ook goed wordt gekeken naar de lessen vanuit Rotterdam Zuid.”

Oost-Groningen

“Veendam Noordwest is een wijk die wat achtergebleven is.” Norbert van de Kamp (Oost-Groningen) schetst aan de hand van een aantal karakteristieken de situatie van de wijk in Veendam. Van de Kamp geeft aan dat de aanpak van de wijk geagendeerd is vanuit een fysieke invalshoek, waarbij met name de herstructurering van sociale huurwoningen en goedkope koopwoningen grote opgaven zijn. “Er is steeds meer aandacht voor de sociale opgave in de wijk en de focus verschuift. Het afgelopen jaar is een verkenning gestart vanuit verschillende domeinen, waardoor ook opgaven in onder andere armoede, veiligheid en onderwijs worden verbonden met de aanpak van de fysieke voorraad. Daarbij is ook aandacht voor de bewoners. De bewoners zijn het afgelopen jaar middels een enquête geraadpleegd. De aanpak van Oost-Groningen ontwikkelt zich steeds meer naar een integrale aanpak.”

Parkstad Limburg

“In de regio Parkstad Limburg leeft het besef al enkele jaren dat er opgaven zijn in de onderkant van de woningmarkt, met name in de particuliere voorraad. De wethouders wonen/volkshuisvesting hebben al jaren geleden aangegeven dat zij vanuit de overheid hierin een rol hebben. Inmiddels worden ook de achterstanden in andere sectoren onderkend.” Suzanne Lipsch (Stadsregio Parkstad Limburg) vertelt aan de hand van de casus Rolduckerveld in Kerkrade hoe in de regio Parkstad Limburg in de wijkaanpak wordt gewerkt. “In dit soort gebieden is er sprake van een multi-problematiek, waardoor er een ander soort overheid nodig is. De aanleiding is een fysieke opgave, veroorzaakt door krimp, gecombineerd met sociale achterstanden.” Ze geeft aan een andere ervaring te hebben dan in Oost-Groningen: géén brede integrale studie aan de voorkant, maar een iteratief proces.

“In de wijk Rolduckerveld is gestart met een businesscase voor de aanpak van de slechte particuliere voorraad: een project van 15 jaar. Door een krachtige investering in één wijk worden ook andere partijen geïnspireerd om mee te doen in het verbeteren van de wijk. Hierdoor ontstaat een integrale aanpak. Door de aanpak van de particuliere voorraad ontstaan kansen voor de herontwikkeling van de totale wijk. Nadat de gemeente en woningcorporaties vanuit de fysieke invalshoek de prioriteit op Rolduckerveld hebben gelegd, zijn ook partijen vanuit het sociaal domein en veiligheidsdomein gaan focussen op de wijk. Ondertussen zijn ook de basisschool en gezondheidspartijen aangesloten in de aanpak van de wijk en worden nieuwe kansen (grensoverschrijdende samenwerking, duurzaamheid, flexwonen) verkend.” Suzanne Lipsch stelt dat de casus laat zien dat goed voorbeeld doet volgen. Ze geeft aan dat dat echter niet vanzelf gaat; hiervoor is wel wat overtuigingskracht en onderling vertrouwen nodig. “Het is de kunst om het gesprek aan te gaan met de partijen die een bijdrage kunnen doen, en hen te verleiden om te participeren en mee te doen.”

Zaanstad

In Zaanstad is niet gestart vanuit een fysieke invalshoek, maar vanuit de invalshoek van sociale veiligheid. Marieke Sloep (gemeente Zaanstad) geeft aan dat de aanpak van Poelenburg en Peldersveld is ontstaan naar aanleiding van de landelijke media-aandacht. “De politiek heeft daarna aangeven dat er een aanpak moest komen: duurzaam en vanuit de wijk. Vervolgens is gestart met gesprekken met bewoners uit de wijk, waarbij vier vragen zijn gesteld: Hoe gaat het met je? Waar maak je je zorgen over? Wat vind je dat wij moeten doen? Wat kan je zelf doen?”

Marieke Sloep stelt dat woningcorporaties in Poelenburg na het grotestedenbeleid hebben besloten om woningen te renoveren. “De woningen zijn nu heel mooi en de openbare ruimte is opgeknapt, maar ‘achter de voordeur’ is de situatie verergerd.” De opgave in Poelenburg en Peldersveld bestaat volgens Marieke uit vijf deelopgaven (1. jongeren; 2. opvoeding & onderwijs; 3. taal; 4. vuil en 5. armoede, participatie & werk) met een tweetal belangrijke randvoorwaarden: de veiligheid moet verbeterd worden en bevolkingssamenstelling van de wijk moet gedifferentieerder worden.

“Het is belangrijk om dingen anders te doen en te organiseren,” geeft Marieke Sloep mee. “Binnen een gemeente zou er afgeweken moeten worden van het principe van ‘gelijke monniken, gelijke kappen’”. Uit haar analyse blijkt dat in de wijken Poelenburg en Peldersveld grote sociale opgaven liggen. “De oplossingen moeten niet vanuit het Stadhuis worden bedacht, maar oplossingen moeten aansluiten op de mensen.” In Zaanstad is een actieplan voor Poelenburg en Peldersveld ondertussen omgezet in een Pact. Als laatste geeft Marieke aan ook te worstelen met een dilemma: hoe zorg je dat er voldoende urgentie voor de aanpak van de wijk wordt gecreëerd, zonder dat het imago van de wijk hieronder lijdt?

De opgaven in Poelenburg en Peldersveld (gemeente Zaanstad)

Rotterdam Zuid

“Rotterdam Zuid is een gebied dat nog geen 100 jaar bestaat en destijds is gebouwd voor de havenarbeiders. De aanpak van de woningvoorraad is essentieel om ervoor te zorgen dat Rotterdam Zuid niet alleen een ‘stad van aankomst’ is, maar steeds meer een stad wordt ‘om te blijven’,” vertelt Bianca Lubbers (Nationaal Programma Rotterdam Zuid). “Rotterdam Zuid wijkt negatief af van de gemiddelde cijfers in de G4 als het gaat om schoolresultaten of het aantal mensen in de bijstand. Daarom is het Nationaal Programma Rotterdam Zuid opgericht: een programma van partners met een onafhankelijk programmabureau. Er is sprake van een gelijkwaardige samenwerking tussen partners in het programma en er is daarmee geen dominante sturende partner in dit programma, hoewel bijvoorbeeld de gemeente in het programma wel een hele belangrijke partner is.”

Bianca Lubbers komt terug op stelling van Suzanne Lipsch, en geeft aan dat in ‘Zuid’ is gestart met een analyse van de opgave door dhr. Deetman en dhr. Mans. “Daarna zijn handtekeningen van partijen verzameld voor de twintigjarige aanpak van Rotterdam Zuid, waarvoor elke vier jaar een uitvoeringsplan wordt gemaakt. In de aanpak is gekozen voor een select aantal kerninterventies. De bewoner staat centraal. Dit zijn interventies die écht belangrijk zijn voor het structureel verbeteren van het leven van de bewoners van Rotterdam Zuid.” Lubbers geeft als voorbeeld dat groen in de wijk ook belangrijk is voor bewoners, maar dat dat geen interventie is waarvoor vanuit het NPRZ gekozen is. “In Rotterdam Zuid zijn de kerninterventies: het verbeteren van onderwijs, van werk en de aanpak van de woningvoorraad. Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid betreft daarmee de éxtra interventies van partners, niet de standaard interventies. Binnen de gekozen interventies is het verbeteren van de veiligheid en aanpak van de ondermijning een belangrijke randvoorwaarde. De slechte weg moet worden afgesloten.”

Naast het kiezen voor kerninterventies geeft Lubbers aan dat het ook belangrijk is om te kiezen voor wijken/bewonersgroepen. In Rotterdam Zuid is een aantal specifieke focuswijken benoemd, binnen de aanpak van het nationaal programma. Als laatste geeft ze mee dat voor de sociaal-fysieke wijkaanpak een lange adem belangrijk is. Het duurt namelijk wel even voordat je resultaat ziet. “In Rotterdam Zuid heeft het bijvoorbeeld 4-5 jaar geduurd voordat de interventies op onderwijs effect hadden op de Cito-scores. Dat zijn periodes die langer duren dan een standaard vierjaarlijkse collegeperiodecyclus.”

Geleerde lessen

In de vier genoemde gebieden constateert Matthijs Uyterlinde (Platform31) een opeenstapeling van problematieken, waar op fysiek én sociaal vlak aan wordt gewerkt. Hij trekt een vijftal lessen uit deze aanpakken:

  1. De bewoner moet centraal staan. “Bij de aanpak van de wijk doe je het voor de mensen die wonen en werken in de wijk. Het is belangrijk om de bewoner niet te vergeten, maar gemeenten en corporaties starten vaak vanuit de beleidswereld.” Uyterlinde pleit ervoor om bewoners vroegtijdig te betrekken en successen te vieren, maar ook te communiceren als er niks te vertellen valt.
  2. De aanpak moet fysiek en sociaal. “In de hier besproken gebieden speelt een cumulatie van sociale problemen. Fysieke investeringen zijn daar essentieel om echt het verschil te maken.” Uyterlinde stelt wel als voorwaarde dat je fysieke investeringen moet zien als middel en niet als doel op zichzelf.
  3. Geef de aanpak vorm via drie pijlers. “Een succesvolle aanpak steunt op drie pijlers. Breng de sociale basis op orde (ondersteuning voor kwetsbare bewoners). Stimuleer sociale stijging (met onderwijs en werk, woningen voor sociale stijgers). En maak werk van sociale herovering (kordate aanpak van crimineel en ongewenst gedrag). De wijze waarop is maatwerk per wijk.”
  4. Een lange adem is benodigd. “De verbetering van wijken is een meerjarig proces en resultaten komen vaak later dan de vierjaarlijkse collegeperiode. Dat maakt zo’n aanpak is ingewikkeld. Het is daarbij belangrijk dat je focus houdt op doelen op lange termijn, maar ook wendbaar bent in de aanpak.”
  5. De sterkste troepen inzetten in de meest gecompliceerde gebieden. “We moeten voorbij het ‘gelijkheidsdenken’. Om echt verschil te maken, moet je als gemeente prioriteiten durven stellen. In sommige gebieden is meer en betere inzet nodig dan in de rest van de stad.”

Maak een account aan

Om artikelen aan je leeslijst toe te voegen en om artikelen en events met bepaalde thema's of van specifieke organisaties of auteurs te volgen, moet je ingelogd te zijn.